5 maart 2015

Holocaust-ontkenning

Koenders belooft SGP stevige bevordering Holocaust-educatie

Enige tijd terug ontstond er commotie na een Unesco-onderzoek. Daaruit bleek dat de Holocaust wereldwijd in schoolboeken en lesprogramma’s wordt genegeerd. In de Palestijnse gebieden wordt de Holocaust zelfs volkomen genegeerd. Kees van der Staaij reageerde bezorgd en stelde vragen aan minister Koenders.

De SGP is ‘tevreden’ met de manier waarop de minister reageert. Minister Koenders zegt namelijk ronduit toe het lidmaatschap van Unesco te gebruiken om onderwijs over Holocaust wereldwijd te bevorderen, ook in Palestijnse gebieden.

Kees van der Staaij: ‘ik ben blij met deze expliciete toezegging om de Holocaust-educatie aan te jagen, ook in de Palestijnse gebieden. Dit biedt ons een handvat om vinger aan de pols te houden. Iedereen mag van ons verwachten dat wij goed opletten of er inderdaad sprake is van het bevorderen van Holocaust-educatie. Zo nodig komen wij hier zeker op terug.’

Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Van der Staaij (SGP) over grootschalig onderzoek van Unesco (Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur) waaruit blijkt dat de Holocaust wereldwijd in schoolboeken en lesprogramma’s wordt genegeerd.

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het grootschalige onderzoek van Unesco waaruit blijkt dat de Holocaust in zeer veel landen in schoolboeken en lesprogramma’s wordt genegeerd? Hoe beoordeelt u deze berichtgeving en de bevindingen van Unesco? 1)

Antwoord
Ja. Het Unesco-rapport “The International Status of Education about the Holocaust (2015)” heeft de situatie op het gebied van Holocaust-educatie geanalyseerd in 26 landen, te weten: Albanië, Argentinië, Wit Rusland, Brazilië, China, Ivoorkust, Egypte, El Salvador, Frankrijk, Duitsland, India, Irak, Japan, Moldavië, Namibië, Polen, Rusland, Rwanda, Singapore, Zuid Afrika, Spanje, Syrië, Verenigd Koninkrijk, Uruguay, Verenigde Staten van Amerika en Jemen. Het belang van het rapport ligt in de concrete aanbevelingen voor de ontwikkeling van educatieve middelen en beleid met betrekking tot de Holocaust, bedoeld voor beleidsmakers, leraren, academici en schrijvers van leerboeken.

Vraag 2
Welke vervolgacties wil Unesco ondernemen naar aanleiding van de zorgelijke resultaten van dit onderzoek?

Antwoord
Unesco vindt Holocaust-educatie heel belangrijk voor het bevorderen van respect voor mensenrechten, fundamentele vrijheden en waarden van tolerantie en wederzijds respect. In 2007 nam de Algemene Vergadering van Unesco resolutie 61 aan over ‘Holocaust remembrance through education’ en Unesco schenkt veel  aandacht aan dit thema. Dit jaar start Unesco in samenwerking met de Europese Commissie een onderzoek naar Holocaust-educatie in alle landen van de Europese Unie en zal daarbij een diepgaande analyse van de perceptie van scholieren op de Holocaust uitvoeren.

Vraag 3
Is Nederland bereid om haar lidmaatschap van Unesco te benutten om aan te dringen op een serieuze vervolgactie van Unesco om het belang van gedegen onderwijs over de Holocaust wereldwijd te bevorderen? Op welke wijze kunt u dit doen? Kunt u hierbij optrekken met andere landen, zoals Duitsland?

Antwoord
Ja. Nederland hecht grote waarde aan Holocaust-educatie en is actief lid van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). De hoofddoelstelling van de IHRA (www.holocaustremembrance.com) is het bevorderen van de internationale educatie rond de herinnering van en het onderzoek naar de Holocaust. De IHRA telt 31 lidstaten (grofweg de EU, VS en Canada, Argentinië en Israël) en 8 observer states (Albanië, Bulgarije, El Salvador, FYR Macedonië, Moldavië, Portugal, Turkije en Uruguay). Om landen tot actie aan te sporen wordt o.a. gebruik gemaakt van landenrapporten. Nederland zal de uitkomsten van het Unesco-rapport in dit hiervoor aangewezen platform bespreken en zal waar mogelijk landen direct aanspreken. De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger bij Unesco zal naar aanleiding van het verschijnen van dit rapport bij de Directeur-Generaal van Unesco aandringen op vervolgonderzoek en blijvende inspanning om Holocaust-educatie te bevorderen. Waar mogelijk zal de PV hierbij aansluiting zoeken bij inspanningen van andere lidstaten.

Vraag 4
Is de bevinding van Unesco juist, dat ook in het onderwijs in de Palestijnse gebieden de Holocaust volkomen wordt genegeerd? Hoe beoordeelt u dit? Is kennis van de Joodse tragedie in deze gebieden niet juist heel relevant, ook in het licht van het Midden-Oosten vredesproces?

Vraag 5
Bent u bereid om uw bilaterale en internationale contacten met de Palestijnse autoriteit te benutten om ervoor te zorgen dat juist ook in de Palestijnse gebieden onderwijs en lesprogramma’s rond de Holocaust worden verzorgd?

Antwoord vraag 4 en 5
Sinds 2011 zijn de PG door Unesco toegelaten als volwaardig lid. Unesco voert, mede ter tenuitvoerlegging van Resolutie 61 over ''Holocaust remembrance through education'', actief beleid op het aansporen van haar lidstaten tot het ontwikkelen van onderwijsprogramma's waarin de nagedachtenis aan de holocaust wordt opgenomen, met als breder doel het voorkomen van genocide.
De Palestijnse Gebieden behoren niet tot de 26 landen die UNESCO nader heeft onderzocht. UNESCO constateert dat in veel landen, waaronder de PG, in de schoolboeken geen referentie gemaakt wordt aan de Holocaust.
Uit een onderzoek uit 2013, uitgevoerd in opdracht van de Council of Religious Institutions of the Holy Land in Jeruzalem door een team van Israëlische en Palestijnse wetenschappers, blijkt dat zowel in Palestijnse als in Israëlisch schoolboeken weinig aandacht wordt gegeven aan de geschiedenis van de andere partij in het conflict. Het kabinet is van mening dat kennis van elkaars geschiedenis, inclusief kennis van de holocaust, van belang is voor een klimaat waarin vrede mogelijk is. In bilaterale en internationale contacten met de autoriteiten van de PG heeft de regering hier zeker aandacht voor.