29 september 2016

Strijd tegen ISIS

Begin dit jaar sprak ik in Irak een christelijk gezin dat woont in een kamp met 5000 mensen. De vader vertelde ons dat zijn gezin een jaar geleden nog met ruim honderd mensen in een overvol, stinkend gebouwtje in de bergen leefden. Nu is hij dankbaar voor een eigen cabine. Maar de onzekerheid blijft groot en zwaar. Hij heeft geen werk, de dagen rijgen zich aaneen, en de prangende vraag blijft: „Gaan we hier ooit nog weg? Wat is onze toekomst?”

Het al dan niet verlengen van de Nederlandse militaire inzet tegen ISIS hangt nauw samen met die laatste vraag: wat is de toekomst van zo’n vluchtelingenfamilie in Irak of in Syrië?
Militaire actie blijft nodig om in Irak en Syrië gebieden te bevrijden waaruit christenen en anderen moesten vluchten voor ISIS. Onze trainers, special forces, beveiligers en tankervliegtuigen kunnen daaraan bijdragen. Maar ISIS moet wel overtuigend verslagen worden. Want zo lang er kans blijft op een tegenoffensief, zullen velen niet terug naar huis durven. Hoe denkt de regering in dit licht over een mogelijke hernieuwde inzet van onze F-16’s? Heeft ons leger voldoende middelen en reserves om langdurig effectief te strijden tegen ISIS; financieel, maar ook in termen van gereedheid, geoefendheid en slagkracht?

Politieke en diplomatieke druk nodig

Druk op de Syrische en Iraakse regering, op oppositiegroepen, en op landen als Rusland en Turkije die het Assad-regime in het zadel houden of oppositiegroepen bevechten. Betrokken partijen moeten om de tafel om te komen tot eenheidsregeringen die alle groepen en minderheden insluiten, en zorgen voor verzoening en bescherming van alle burgers. Deelt de regering deze visie op de toekomst van Irak en Syrië na ISIS? Steeds luider klinkt de roep om een speciale vrijstaat op de Ninevé-vlakte als reactie op de zeer zware christenvervolging. 

Humanitaire hulp noodzakelijk

In steden als Mosul en Aleppo zijn nog altijd duizenden burgers slachtoffer van geweld.
Worden momenteel voldoende middelen vrijgemaakt voor humanitaire hulp? Onlangs beantwoordde de regering vragen van de SGP en de SP over bancaire ondersteuning van humanitaire organisaties in onder andere Syrië. Goed dat de ministers het van belang achten dat humanitaire hulp doorgang vindt. Goed ook, dat de regering in gesprek blijft met banken over hun verantwoordelijkheden. Ziet de minister inmiddels al meer ruimte ontstaan voor humanitaire organisaties? Kunnen zij hun belangrijke werk blijven doen?
De SGP zal dit proces nauwgezet volgen. Een “white list” biedt wellicht soelaas, omdat banken geen risico’s meer lopen en niet langer kunnen weigeren mee te werken aan humanitaire hulpverlening. Tegelijk willen we geen overregulering van hulporganisaties en mensenrechtenorganisaties. Daarom pleit de SGP voor oplossingen in samenspraak met NGO’s, overheid en banken.